Als ik iets mijn leven lang niet wilde worden, is ’t zo’n oud zevermens, zoals er vroeger wel eens een in de buurt rondliep. Of in de familie. Lui die overal de zwarte kant van zagen, allerlei negatiefs ontdekten waar wij vrolijk fluitend aan voorbijliepen. Mensen die potentieel gevaar zagen in van alles en nog wat, waarbij je je als toehoorder vaak afvroeg, waar zo’n mens de fantasie vandaan haalt om dat allemaal te bedenken. Tegenwoordig vraag ik me dat steeds minder af, want die knotervotten waren vroeger nog de akelige uitzondering op de regel, tegenwoordig zijn de zemelzokken steeds meer de regel en de flierefluiters zien hun fluiterswereldje snel krimpen. Verbindend kenmerk van de zemelaars is in toenemende mate dat ze paranoïde zijn: ze vermoeden achter iedere struik sluipmoordenaars. Het is lang niet meer dat éne mens in de straat of de familie, het zijn vaak ook degenen die het denken en doen in de maatschappij aansturen; ambtenaren, politici, doctoren, schriftgeleerden, journalisten. Iemand bedenkt ergens op de wereld, dat iets slecht voor je is en in razend tempo spreidt zich die ‘wetenschap’ en weet iedereen vervolgens, dat het gevaar nog veel groter is dan ingeschat en worden er uitgebreide verdedigingswallen opgebouwd tegen het gevaar. Dat is niet iets in alleen jouw directe omgeving, het overstijgt niet zelden de landsgrenzen of is over hele continenten of zelfs over de hele wereld verbreid. Laat ik corona even niet als voorbeeldje gebruiken, want dat zit nog te vers in ’t geheugen en laat nog steeds zijn sporen in de manier van leven na. Da’s nog open wond. Overdrijf ik? Hoe komt ’t dan dat sommigen nog steeds huiveren als iemand hen vriendelijk een hand toesteekt, of erger, iemand een knuffel geeft of een kus. Laat ik het bij iets simpels houden zoals het overal rondwarende spook van de privacywet. Een van de dingen die binnen de Europese Unie met voorrang en uitgebreid en in detail geregeld is. Want overal belagen gewetenloze overvallers, insluipers en zwendelaars onze privacy. Met name ook digitaal. Dus dat moet allemaal uiterst zorgvuldig beschermd worden. Op zich een prima gedachte, want bijvoorbeeld op dat digitale gebied, blijkt er op grote schaal misbruik gemaakt te worden van jouw persoonlijke gegevens. En dat is, zacht uitgedrukt, een groot verschil met hoe we vroeger met onze persoonlijke data omgingen. Vroeger zat je in zak en as als je niet (meer) in het telefoonboek stond, want mensen wisten dan niet waar je woonde en wat jouw telefoonnummer was. Tegenwoordig vinden ze dat je daarmee de deur openzet voor inbrekers. Daar is de wetgever dus héél streng in. Maar ook al je bekenden waarschuwen je vol afgrijzen als je telefoonnummer op Facebook staat. Maar diezelfde beschermende wetgever kan niet verhinderen dat er een onbelemmerde handel is in Cookies-data, waarin duizenden persoonlijke gegevens over mij verhandeld worden. Terwijl dankzij die wetgever wel klassenfoto’s grotendeels geblurd, of verboden worden, bruiloftsfoto’s verknald. We zien dankzij de privacywet de medemens steeds meer als bedreiger.
(wordt vervolgd)