Waar de Klok Altijd Tikt
Aan de rand van een dorp in Limburg,waar de veldweg overging in karrensporen en het geluid van de kerkklok nog als een warme deken over de huizen viel, stond een vakwerk huisje met groen geschilderde luiken.
Daar woonden Fred en Fien
Hun dagen begonnen vroeg, nog voor de zon de nevel boven de velden had weggeblazen. Fred maakte het kolenkacheltje aan, het vertrouwde tikken en kraken van het vuur vulde de kamer. Fien zette koffie in het emaillen potje, de geur trok door het hele huis.
De tafel was bedekt met een geruit kleed en op de vensterbank stond keurig in een rij koperen potten met planten. Buiten hoorde je soms de melkboer langskomen, het ritmische geklingel van zijn bel herinnerde hen aan vroeger, toen het dorp nog kleiner was, en iedereen elkaar bij naam kende.
Toch was er iets veranderd. De kinderen waren verhuisd, de buren van vroeger waren er niet meer. De deurbel ging zelden. De telefoon, een oud zwart bakelieten toestel, rinkelde nog maar af en toe, vaak verkeerd verbonden.
Fred vergat soms de kolen op tijd bij te vullen, Fien vergat de suiker in de koffie te doen. Kleine dingen, maar samen vormden ze een schaduw over hun dagen.
“Zolang we samen zijn, redden we het wel,” zei Fred vaak. Maar als de avond viel en het dorp stil werd, voelden ze allebei dat er iets ontbrak.
Op woensdag kwam Annie van het dorpshuis langs. Ze bracht versgebakken wafels, net zoals vroeger bij de kermis. Ze nam de tijd, luisterde naar de verhalen over de zomers van vroeger en de Fien bloeide op, Fred lachte weer zoals lang geleden als Fien vertelde hoe mooi Trompet hij kon spelen. Hij was lid van de harmonie, net als zijn vader traditie getrouw.
Er werd in de krant geschreven dat ouderen “langer thuis moesten blijven wonen”. Dat klonk mooi, maar het betekende ook dat de stilte steeds langer duurde. Eenzaamheid kroop als tocht door de kieren van het huis.
Soms droomden Fred en Fien van een plek waar de klok altijd tikt, waar stemmen door de gang klinken, waar iemand zonder haast vraagt:“Vertel nog eens over die keer dat jullie vastzaten met de kar in de modder.”
Misschien was dat wel het echte thuis. Niet alleen een dak boven je hoofd, maar een plek waar je herinneringen kan delen, iemand die de tijd voor je neemt en waar je zonder woorden begrepen wordt.
Auteur
Jacqueline Fokken