Titel: De Koffer op de Tafel
Het was een gewone donderdag middag in de dagbesteding van Simpelveld. Buiten miezerde het zachtjes,maar binnen klonk gelach.het voelde er warm en vertrouwd.
In de hoek, aan een kleine houten tafel in de vorm van een Vierkant— een tafel waar je normaal alleen wasknijpers vind met een naam — zaten drie oude mannen. Jan, Wiel en Sjaak. Alle drie met een eigen verleden diep onder de grond.
Op tafel stond een verweerde koffer. Oud bruin leer, de hoeken met stof verstevigd, de sluiting een beetje roestig. Naast hen zat Liesbeth, een medewerkster van de dagbesteding. Ze keek nieuwsgierig toe.
“Zullen we d’r openmaken?” vroeg Wiel, zijn ogen twinkelend.
Jan knikte plechtig. “Tijd om d’r weer eens tot leven te brengen.”
Sjaak opende voorzichtig de gesp. Meteen ontsnapte er een geur uit de koffer — iets van aarde, olie, metaal… en herinnering. Liesbeth snuifde verbaasd. “Wat een geur… alsof ik in een andere tijd stap.”
Wiel glimlachte. “Dat doe je ook.”
Als eerste haalde hij een helm uit de koffer. Grauw, met krassen, nog steeds wat kolengruis in de rand. “Deze heb ik gedragen in de Staatsmijn,Zwaar ding, maar het voelde als een tweede huid.”
Sjaak pakte een oude mijnlamp. Hij klikte hem aan de helm vast en gaf een korte demonstratie. “Hiermee zag je waar je liep, daar beneden. Geen licht, geen leven. Snap je?”
Liesbeth keek met grote ogen. “Het lijkt net een toverlantaarn.”
Jan lachte. “Voor ons wás het magie. Licht in de diepste duisternis.”
Een klein stukje steenkool kwam tevoorschijn. Iedereen rook eraan. “Dat ruikt naar thuis,” fluisterde Sjaak.
En toen kwamen de verhalen. Over warme thermoskannen koffie en dikke boterhammen met spek. Over liedjes in de liftkooi. Over kameraadschap, zweet, angst… en hoop.
Liesbeth luisterde stil. Ze stelde vragen, keek van de een naar de ander, haar hart geraakt door de intensiteit van de herinneringen.
“Ik was zestien toen ik voor het eerst afdaalde,” zei Wiel. “Mijn vader stond boven en gaf me een klap op mijn schouder. ‘Niet bang zijn,’ zei hij. ‘Maar wel opletten.’”
Jan knikte. “En nu… zijn we boven. En vertellen we het door.”
De koffer werd voorzichtig weer gesloten, maar in de kamer bleef de warmte hangen. De geur. De herinnering. De verbondenheid.
Die middag, bij het sluiten van de dag, zette Liesbeth de koffer voorzichtig op een veilige plek,Ze keek er even naar, legde haar hand erop.
“Tot de volgende keer, dank voor de verhalen uit een ver verleden fluisterde ze zacht.”
Auteur;
Jacqueline Fokken