Bomen en bos in en om Mechelen.
Mechelen is aan alle kanten omgeven door bomen en bos. Al sinds eeuwen hebben die bomen een functie voor de inwoners. Vroeger was het gewoon dat bossen werden gebruikt door mensen, die er in de buurt woonden.
Men gebruikte het hout van de bomen om de kachel te laten branden of om de kachel mee aan te maken. Ook werd het hout gebruikt om te branden, zodat houtskool ontstond.
Takken werden gebruikt om er stelen van te maken voor hark, riek of bezem. Takken van Wilgen werden ook gebruikt om er mee te vlechten. In deze streek werden wilgentakken gebruikt om er het vlechtwerk van te maken, waarmee de vakken van het vakwerk werden gevuld. Daardoor waren sommige knotten hoger dan andere. Men spreekt in deze gevallen van geriefhout oftewel hout om te gebruiken. Een geriefbos is een klein bos, waar in vroeger tijden het hakhout vandaan werd gehaald.
Het hakhoutbeheer is gebaseerd op het vermogen van een boom om zich steeds weer te herstellen. De frequentie waarmee werd gekapt was afhankelijk van de boomsoort: een Es om de 5-7 jaar, Els en Wilg om de 6-10 jaar en Eik om de 10-15 jaar. De overgebleven "stobbe" kan na het oogsten van het hout steeds opnieuw uitlopen, zodat het geoogste hout in de loop van de tijd weer wordt vervangen.
Een stoof of stobbe is het onderste deel van een boom, die herhaaldelijk van zijn takken wordt ontdaan voor de winning van hakhout. Dat kan op werkhoogte kort boven de grond gebeuren, maar ook hoger, zoals bij knotwilgen het geval is.
Vroeger was er veel vraag naar dit hout, dat vooral werd gebruikt als geriefhout. Het betreft loofbomen, zoal Wilgen, Eiken en Essen. Zoals aangegeven, wordt het hout om de 5 tot 10 jaar geoogst. Eventueel bleven enkele takken staan om wind te vangen of om als haag te dienen. Stoven van Eiken kunnen zeer oud worden en in omvang toenemen tot meer als 10 meter.
Pas in de tweede helft van de 20e eeuw raakte de oogst van geriefhout in onbruik. Dit was nadelig voor de ondergroei van dergelijke bossen, want doordat takken werden geoogst bleef lichtinval tot de bodem mogelijk. Zodra de takken niet meer worden geoogst, ontstaat een dicht bos, waar de zon niet meer doorheen kan schijnen. Hierdoor gaat de ondergroei vaak verloren. Om dit tegen te gaan worden hakhoutbossen of stoven vaak nog onderhouden om de ondergroei te bewaren. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het Gerendal bij Oud Valkenburg, waar in het voorjaar orchideeën te vinden zijn, dankzij de kap van hakhout.
Restanten van het gebruik van bomen zijn nu nog in de buurt van Mechelen terug te vinden. Karakteristiek hiervoor zijn de zogenaamde "stoven", ook wel " stobben" genoemd. Door het hakhoutbeheer is een voortdurende houtopbrengst gewaarborgd. Sommige stoven zijn al eeuwenoud en dan ook heel breed. Overigens zijn het altijd loofbomen. Kijk maar eens in het Schweibergerbos en in het Dunne bos. Hier zijn nog heel wat stoven terug te vinden.
Monique Hermans, voorzitter IVN Heuvelland.