’t schijnt dat dit moment is ingepland voor ‘een bespiegeling’ van Hallo Heuvelland.
En dat ik dat zou moeten doen. Nou kennen jullie mij als een wat verlegen, teruggetrokken persoon, dus wat moet je dan met zo’n opdracht? Ik kan geen boodschap meegeven aan Hallo Heuvelland, ik weet er niks van.
Voor mij is Hallo Heuvelland gewoon ’n dorpsplein, maar dan digitaal. Want dat moet tegenwoordig: alles moet digitaal. Je krijgt geen dokter meer aan de lijn, je krijgt een mailtje van jouw gezondheidsportaal dat je met codes en veiligheidslettercombinaties moet inloggen op sites en na 12 meerkeuze programma’s er dan achter komt, dat de uitslag van het bloedonderzoek binnen is en er niks aan de hand is. Waarom moeten we alles zo nodig digitaal?
Vroeger belde de dokter je als zo’n uitslag NIET in orde was. Punt. Waarom moeten we een digitaal dorpsplein? We hébben toch een dorpsplein. We hebben toch een bankje bij het VVV. Op dat bankje is de wetenschap, de geschiedenis en de laatste roddel van Gulpen zó te krijgen. Daar heb je geen computer bij nodig. Die mensen weten daar veel méér over ’t dorp als die lui van ’t VVV binnen. En excuses dat ik nog VVV zeg want dat heet tegenwoordig met een mooi Limburgs woord ‘Visit Zuid Limburg’. Wat moeten we met al die nieuwlichterij. Dacht ik.
Totdat Françoise me erop wees, dat vroeger in ’t dorp alles werd doorgekletst, bij de vereniging, na de mis, in de kroeg, aan de kassa. Overal. Die communicatie was ’t cement van de samenleving. Zei ze. Maar, zei ze, verenigingen krimpen, in de mis draait de laatste gelovige straks de godslamp uit en in de kroeg komt nog slechts de gegoede burgerij die drie euro voor een extra portietje slagroom wil of kan betalen. Aan de kassa komen we niet meer want DHL brengt je de rommel aan de deur en die van de DHL weet niks van ’t dorp. Als we elkaar nog tegenkomen zitten we met onze snuffert op zo’n schermpje te staren in plaats van naar elkaar om te kijken. We kijken steeds minder naar elkaar om, omdat we steeds minder op elkaar gericht zijn, ieder kruipt in z’n eigen bubbel.
‘Zolang mogelijk in je eigen omgeving kunnen blijven’ was vroeger de kreet waarmee ze juichend de bejaardenhuizen sloten, dan hoefden ze niet te zeggen dat ’t bezuinigen was. Maar zolang mogelijk in je eigen omgeving was meer en meer alleen. Voor velen was de bezorger van Tafeltje Dekje nog de enige aanspraak op ’n dag, ’t moment dat er nog bij je geïnformeerd werd hoe ’t met je ging. Totdat we uitvonden dat je ook 7 diepvriesmaaltijden ineens kon bezorgen. Veel efficiënter. Niemand meer de deur uit, communicatie op een steeds lager pitje.
En toen, zei Françoise, toen ontdekten een paar clevere lui dat als je datgene wat er wél gebeurde, nu eens bij elkaar bracht en voor iedereen die de hele dag op die schermpjes staarde makkelijk bereikbaar maakte, dan wisten we opeens wél wat er gebeurde, wisten we waar dingen te vinden waren, wisten wat mensen om ons heen deden, wat er gebeurde in de streek, wanneer er iets leuks georganiseerd werd, wie er wat organiseerde. Dan wist je net zo veel of juist veel meer als die mannetjes op ’t bankje bij de VVV.
Je wist wat er buiten ieders bubbel gebeurde, en dan werd de weg naar elkaar korter, makkelijker te vinden.
En DAT, zei Françoise, is Hallo Heuvelland. Okay, zei ze, d’r is nog zat te verbeteren, veel is nog te veel grabbelton, voor veel is simpelweg de menskracht niet daar, net als bij die verenigingen, maar dat is een kwestie van ontwikkelen, dóór ontwikkelen. Maar Hallo Heuvelland kan het nieuwe Dorpsplein zijn. Zoals ’t vroeger was. Maar ook vroeger kreeg een dorpsplein pas functie als ’t gevuld was, als je er mensen trof, als mensen er iets deden. Met elkaar voor elkaar. Zoals vroeger: een plaats om elkaar te treffen.
Ik geef ’t niet graag toe, maar soms heeft Françoise gelijk.