Het kleine volk – een kerstsprookje voor jong en oud – deel 1
Wanneer je zonder ze te tellen genoeg stappen langs de Geul loopt… totdat je bij de geheimzinnige bocht bent….en dan rustig over het bijna onzichtbare bruggetje loopt….vervolgens aan de overkant het smalle paadje ziet….dat tevreden door het bronsgroen eikenhout slingert…dan aan de twee betoverde heuvels voorbij zijn kronkelige richting volgt… totdat het zelf de weg kwijt raakt…en je dan ook nog het juiste tijdstip gevonden hebt…dan… ja dan… ben je in het magische bos waar het kleine volk woont. Het kleine volk dat sinds eeuwenlange niet te tellen tijden mensen helpt, wanneer deze hulp nodig hebben.
Ongemerkt….onzichtbaar….onhoorbaar….maar….ze zijn er.
°°°°°
“Waar blijf je toch?” roept Malik ongeduldig en stampt met zijn voeten op de grond, want het is koud geworden.
“Ik kom! Ik kom!” roept Madelief en zet nog gauw een warme muts op haar hoofd. “Niet zo ongeduldig, hè. Kalm aan!” Ze kijkt snel in de magische spiegel boven de dansende gootsteen en kan nog net op tijd haar hoofd zien, voordat de gootsteen een nieuwe pas probeert en gevaarlijk scheef hangt.
“Niks kalm aan,” bromt Malik. “Wat ben je toch een ijdeltuit. Die muts zit goed hoor. Kom op! De adventstijd begint en je weet het. In deze tijd van het jaar hebben we veel werk.”
“Jaja,” sust Madelief, rukt nog eens aan haar muts en duwt een paar ondeugende haarlokken achter haar oren. “Jaja, je hebt gelijk. Kom! Laten we gaan. Oh jee, wat is het koud. Er ligt nog een rest sneeuw van gisteren. Heb je je muts op?”
“Dat zie je toch.” Malik stampt opnieuw met zijn voeten op de grond en maakt een kleine huppelsprong. “Laten we gaan.”
Even later lopen ze samen door het dorp en gaan de Hoofdstraat omhoog. Onderweg letten ze goed op of iemand hulp nodig heeft. Want Madelief en Malik behoren tot het kleine volk dat mensen helpt waar het nodig is. Ze zijn onzichtbaar en dat komt hen goed van pas. Zo kunnen ze ongemerkt overal naar binnen kijken om te zien of alles in orde is. Deze keer hoeven ze echter niet ver te zoeken. Vlak voor hun neus wil een oud vrouwtje de straat oversteken. Ze houdt haar rollator goed vast, maar ze durft blijkbaar niet te starten. De mand van haar rollator is erg vol. Heeft ze haar kerstinkopen al gedaan? Een tikje angstig kijkt ze om zich heen en Madelief geeft Malik een teken.
“Jij links, ik rechts,” fluistert ze.
Even later staan ze aan weerszijden van de oude vrouw en geven haar een zacht zetje. Dat doen ze heel graag. Zachte zetjes geven. Heel zachte zetjes moeten het zijn. Dan merken de mensen niet eens dat ze geholpen worden. Liefdevolle zachte zetjes geven, is hun specialiteit.
Ook deze keer heeft de oude vrouw het gevoel alsof ze moeiteloos naar de overkant van de straat loopt. Helemaal vanzelf. Als ze op de veilige stoep staat, kijkt ze verwonderd om zich heen. Ze haalt een zakdoek uit het tasje dat aan de rollator hangt en wrijft over haar ogen. Dan kijkt ze omhoog alsof ze in stilte iemand bedankt.
“Graag gedaan,” fluisteren Malik en Madelief en schrikken, want het vrouwtje lijkt dat gehoord te hebben. Ze kijkt verbaasd in het rond.
“We moeten oppassen,” zegt Madelief achter haar hand. “In deze tijd van het jaar zijn veel mensen erg sensitief. Ze lijken meer te voelen en waar te nemen dan anders.”
Malik knikt. “Laten we gaan,” mompelt hij zachtjes.
Ze geven het vrouwtje een onzichtbare aai over haar handen en vervolgen hun weg door het dorp.
Wordt vervolgd…