Akkerbouw in vroege tijden.
IVN-Heuvelland voor Heemkundevereniging Mechelen.
Van oudsher is rondom Mechelen met name sprake van veeteelt en fruitteelt in combinatie daarmee. Buiten het dorp werd ook aan akkerbouw gedaan. De producten die toen werden verbouwd waren deels dezelfde als nu, maar er waren ook andere. Hier volgen enkele voorbeelden.
Vroeger, met de nadruk op het einde van de 18e eeuw, werd in Zuid-Limburg volop boekweit geteeld. Het is een gemakkelijk gewas, dat weinig bemesting nodig heeft. Het vraagt weinig grondbewerking, omdat het zelf onkruid verstikt. Het geeft grote opbrengsten. Het was vroeger een alternatief voor als de wintertarwe het voorjaar niet had gehaald. Van boekweit werden koeken of pap gemaakt. Tegenwoordig zit boekweit vrijwel alleen nog in de bijenmix, die langs akkerranden wordt ingezaaid.
Tussen 1350 en 1650 zaaide men in Zuid-Limburg vaak een combinatie van tarwe en rogge. Het kon ook een mengsel van spelt en rogge of gerst met haver zijn. Het mengsel en ook het meel, werd masteluin genoemd. De verhouding was 1:1. De beide granen werden samen verbouwd op één akker en tegelijkertijd geoogst. Het mengen werd gedaan om het vorstrisico èn de kans op ziekten te spreiden. Tarwe bracht weliswaar minder op, maar als die sneuvelde dan had men tenminste nog rogge.
Een ander oud gewas was huttentut. Ook dit is erg geliefd bij bijen vanwege de grote hoeveelheid nectar. Huttentut werd al 2000 tot 3000 jaar geleden verbouwd. Van oudsher werd uit de zaden olie geperst voor olielampen. Recent werd het geteeld om er smeerolie, biodiesel en zelfs kerosine van te maken. Het kan ook worden gebruikt als olie om in te bakken. Van de stengels werden bezems gemaakt. Van kleine stukjes stengel werden schuursponsje gemaakt. Het blad is eetbaar, maar smaakt wel pittig. Olie werd overigens vroeger ook gemaakt van maanzaad en raapzaad.
Er werden ook verfplanten geteeld. Deze werden gebruikt om wol mee te verven. Voorbeelden zijn wede en meekrap. Van wede werd blauwe kleurstof gewonnen. Van de wortelstokken van meekrap werd rode kleurstof gemaakt.
Daarnaast werd de grote kaardebol gekweekt. De bloemhoofdjes hiervan, eveneens erg geliefd bij bijen, werden gebruikt voor het ruwen van gevolde laken oftewel wollen stoffen; niet voor het ruwen van de wol zelf! Dit ruwen werd "kaarden" genoemd.
Cichorei wordt tegenwoordig geteeld om er witlof van te maken. Vroeger werden de wortels van Cichorei geroosterd en gemalen. Dit mengsel vormde de basis voor surrogaatkoffie, in Limburg ook wel "moekefoek" genoemd.
Voorbeelden van bovengenoemde gewassen zijn nu nog steeds te bewonderen in de Kasteeltuin van kasteel Schaloen, die door IVN-Valkenburg wordt verzorgd. Vanaf 30 april is de tuin weer te bezoeken.
Monique Hermans
Voorzitter IVN-Heuvelland