Ik ben vaak in Aken. Doorgaans op de fiets. Zo maak ik mezelf wijs dat ik serieus aan mijn conditie werk, maar ik doe dat wel op foetelfiets. Het moet niet op werken gaan lijken. Sowieso, als de E-bike niet was uitgevonden, fietste ik überhaupt niet meer. Aan dat ‘Sowieso’ en ‘überhaupt’, zie je dat ik vaak in ’t Baussenland sitz. Veel obers van Akense terrassen kennen mij al jaren. Wat ik er onderweg aan calorieën kwijt raak, vullen die obers moeiteloos aan. Ik zeg dan tegen mezelf ‘je kunt ’t je permitteren; je hebt nu weer ruimte. Bovendien heb je ’t verdiend’. En ‘Duitsers duwen geen suiker in de Sahne.’ Kortom, bij mij is nog nooit een kilo verdwenen met al dat gefiets. Maar goed, ik ben er even uit en het levert me toch een regelmatige buitenlandse reis op. Gelukkig kan ik me aardig redden met Duits. Ofschoon mijn leraar Duits, god hebbe zijn ziel, daar gans besjtiemt andere meningk zou zijn geweest. Ik leerde mijn Duits van de Duitse Tv-zenders. Die vonden wij beter dan de Nederlandse Tv-zender. Van die Duitse zenders stak ik wat extra talenkennis op omdat die alles in het Duits vertaalden. Dat was soms wennen. Bijvoorbeeld als dikke Hoss van Bonanza de Ranch op kwam galopperen ‘Pa! Joe! Sattle die Pferde, die Bandidos. kommen’. Of zo. Die nasynchronisatiestemmen rekruteerden ze uit de meest maffe combinaties. Zo bleek bijvoorbeeld Dikke Hoss ook de dagelijkse Wettervorhersage in ’t Ruhrgebiet te doen. Hoe dan ook, mijn televisie-Duits was volgens mijn leraar Duits niet voldoende voor een voldoende. Ik was bijvoorbeeld te lui om alle naamvallen te leren, laat staan alle uitzonderingen daarop. Ik leerde wél alle lijstjes met uitzonderingen van buiten, maar wist niet waarom. Zo ken ik nog steeds ’t vermaledijde rijtje van buiten van uitzonderingen rond ‘De Dativ’: Schreib’ mit, nach, nebst und samt,bei, seit, von, zu zuwider,entgegen, ausser, aus, gemäss und gegenüber stets mit dem Dritten, nie mit dem Vierten nieder’. Dat klinkt indrukwekkend, maar ik heb er in de rest van mijn leven nooit iets mee gedaan. Waarom ook; ik kan me goed redden en de obers verstaan wat ik wil hebben. Maar als af en toe op het terras zo’n inlander in rap Duits een praatje tegen me begint, kost het toch wel moeite en moet ik alle zeilen bijzetten om wat fatsoenlijke antwoorden te componeren. Laatst was er ook weer zo eentje. Hij wist me van alles te vertellen over Karel de Grote. Tot in onverstaanbare details. Wel een kwartier lang. Ik hakkelde er af en toe wat krom Duits tussendoor. Ik bedankte ‘m desondanks voor z’n uitvoerige uitleg toen ie naar huis moest. Ik vroeg ‘Woonst doe in Aken?’ Waarop hij zei ‘Nein in Einighausen’. Nou klinkt Einighausen Duits, maar ik had dus een kwartier lang mit Blut, Sweiss und Träne Deutsch zitten pratsjen tegen een Nederlander. Eigene Schuld. Als ik vroeger die naamvallen geleerd had, had ik meteen gehoord dat hij ’t óók niet kon.
(Wordt vervolgd)